Purmerend


 

 

Purmerend ontstond bij de kruising van de landweg Amsterdam-Hoorn met de waterweg de Where, die liep tussen de Beemster en de Purmer. Op deze plaats zullen zich vissers hebben gevestigd. Het oudste bericht over Purmerend is van 1327, maar het dorp bestond al eerder, mogelijk onder de naam Purmer. Sommigen zijn van mening dat het dorpje Purmer in 1212 in een grote watersnood ten onder ging. Anderen zeggen dat Purmer, zoals het wordt genoemd in 1372, een parochie en een rechtsgebied was, waarvan de nederzetting Purmerend zich later uiteindelijk heeft afgescheiden.

Algemeen wordt aangenomen dat Purmerend in de 15e en 16e eeuw geen raadhuis, stadhuis of rechthuis bezat. Wanneer het stedelijk bestuur vergaderde, gebeurde dat waarschijnlijk op het Slot Purmersteijn. Hier zetelden de Heren van Purmerend sinds 1410, toen Purmerend met de dorpen Purmer en Purmerland een heerlijkheid (=rechtsgebied) vormde. Willem Eggert, schatbewaarder van graaf Willem VI, mocht zich de eerste Heer van Purmerend noemen. Binnen drie jaar bouwde hij het slot op de plek tussen wat nu heet de Neckerdijk, de Kanaalkade, de Kanaalstraat en de Gedempte Singelgracht. De dertiende en laatste Heer was Philips van Egmond wiens bezittingen verbeurd werden verklaard, waardoor de Staten van Holland in 1579 eigenaar van Purmersteijn werden. Wegens geldgebrek raakte het slot in de achttiende eeuw in verval. De Staten verklaarden het slot onbewoonbaar en schonken het in 1729 aan Purmerend. In 1741 besloot het gemeentebestuur tot sloop van het slot over te gaan.

Graaf Egmond verleende Purmerend op 21 april 1484 marktrechten. Sindsdien heeft de stad door zijn vele marktactiviteiten terecht de bijnaam Purmerend Marktstad gekregen. Met een jaarlijkse aanvoer van 110.000 stuks vee, ruim 2.000 stuks per week, behoorde de Purmerendse veemarkt tot de grootste veemarkten in Nederland. Maar liefst 16.000 runderen, 45.000 kalveren en 50.000 lammeren en schapen werden tot februari 2001 op de Koemarkt verhandeld. Naast een grote variatie aan pluimvee waren er ook bokken, geiten en paarden te vinden. Dat de Purmerendse veemarkt een belangrijke rol in de handel speelde, blijkt uit het feit dat het grootste deel van alle runderen en het merendeel van alle schapen en lammeren uit de provincie Noord-Holland op deze markt werden aangevoerd. Daarnaast werd er vee uit de provincies Friesland, Utrecht en Gelderland op de Purmerendse veemarkt aangeboden. Met het zogenaamde. 'handjeklap', waarbij de koper en verkoper elkaar op de hand slaan en middels loven en bieden tot een koop besluiten. De transactie werd afgerond in één van de vele cafe's rond de Koemarkt. De rijksoverheid heeft n.a.v. de uitbraak van mond- en klauwzeer in 2001 forse eisen gesteld aan veeverzamelplaatsen. Onder strikte voorwaarden kreeg de markt op 15 januari 2002 een herstart voor de kalverenmarkt op dinsdag en de schapenmarkt op woensdag. Ook hieraan zal op 1 juli 2007 een einde gaan komen. De dinsdagse warenmarkt is in zijn geheel nog vrij groot en nog steeds het drukste deel van de week.
Vooral de weekmarkt heeft Purmerend tot bloei, gebracht. Heel belangrijk hierbij was de inpoldering van de Beemster (1612), de Purmer (1622) en de Wormer (1626). Door de drooglegging verdween dan wel het viswater voor de Purmerenders, maar daarvoor in de plaats kwam een overvloed aan agrarische producten, zoals koeien en schapen, varkens en kippen, kaas en boter, vruchten (boomgaarden) en groenten. Purmerend profiteerde van de toenemende productie. Iedere week weer kwamen er veel mensen naar Purmerend om te kopen, maar ook om te verkopen en zo werd de stad het marktcentrum voor de omgeving.

Rond 1550 werd de eerste kaart van Purmerend gemaakt door Jacob van Deventer. We zien dat langs de straten van het vierkante stadje huizen zijn gebouwd. Ten noordwesten van het eigenlijke centrum lag het kasteel Purmersteijn. Dan zien we nog een kerk, het Sint Ursula-klooster en enige molens. Waarschijnlijk was de stad nog niet ommuurd of aan de andere kant verdedigd door wallen of poorten. Deze verdedigingswerken (bolwerken) werden pas aangelegd in 1573, bij het begin van de 80-jarige oorlog. Reeds ontstane buurtjes werden bij de stad getrokken. In 1614 kwamen ook de gebieden ten zuiden van het kasteel Purmersteijn en het Venediën, ten noorden van de Where, bij de stad. In de loop van de 17e eeuw werd Purmerend in het oosten vergroot. De Koemarkt verdubbelde in oppervlakte. De kaart van Frederick de Wit van na 1694 geeft duidelijk de contouren van de stad weer. Overblijfsels van de stadsgracht uit die tijd zijn onder andere de Plantsoengracht, de Emmakade, Herengracht / Nieuwe Gracht. Ook het assenkruis van Gouw, Hoogstraat, Kaasmarkt en Peperstraat met Neckerdijk, Padjedijk, Kaasmarkt, Breedstraat en Dubbelebuurt is duidelijk zichtbaar. Lang bleef Purmerend binnen zijn 16e eeuwse grenzen. De stad had een aarden wal en een brede gracht. De toegangswegen hadden bij binnenkomst in de stad een eenvoudige houten poort. Die poortgebouwen werden aan het einde van de 16e eeuw opnieuw, maar dan in steen opgetrokken. Ze werden na de eerste helft van de 19e eeuw allemaal gesloopt.
De bevolking groeide tot circa 1850 niet; er was dan ook geen reden tot stadsuitbreidingen. Deze vonden pas plaats na de economische opleving in de tweede helft van de 19e eeuw. Toen steeg het aantal inwoners van Purmerend snel: van 2824 in 1818 tot 6062 in 1930. Uit deze tijd dateert de eerstvolgende uitbreiding van Purmerend. Na de Tweede Wereldoorlog volgden de stadsuitbreidingen elkaar in snel tempo op: Bloemenbuurt, Overwhere, Wheermolen, Molenkoog, Purmer-Noord, Gors (Noord en Zuid) en Purmer-Zuid weerspiegelen de enorme groei. Purmerend gaat van 10.000 inwoners in 1960 naar 50.000 in 1985. Tegen het einde van de 20e eeuw groeit de stad tot 70.000 door de laatste uitbreiding Weidevenne (overkant van het Noord-Hollands Kanaal) waar circa 6800 woningen gebouwd worden. Purmerend werd één der groeikernen voor de opvang van bevolking uit de randstad.

< /p>
     

   varkensmarkt 1912

   schapenmarkt 1912

     

   rundermarkt 1974

   warenmarkt 1974